-
1 tweede klas
tweede klas -
2 tweede klas reizen
tweede klas reizen -
3 tweede klas reizen
tweede klas reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tweede klas reizen
-
4 in de tweede klas spelen
in de tweede klas spelen -
5 in de tweede klas zitten
in de tweede klas zitten -
6 adelborst tweede klas
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > adelborst tweede klas
-
7 in de tweede klas spelen
in de tweede klas spelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in de tweede klas spelen
-
8 leerling uit de tweede klas
leerling uit de tweede klasBsecond-former, Asecond graderVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > leerling uit de tweede klas
-
9 matroos tweede klas
matroos tweede klas〈 Groot-Brittannië〉 ordinary/able seaman; 〈 USA〉 seaman apprentice, seamanVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > matroos tweede klas
-
10 klas
1 [leslokaal] classroom2 [leerlingen] class3 [leerjaar] Bform, Agrade4 [afdeling met verschil in prijs en comfort] class♦voorbeelden:2 de beste/laatste van de klas zijn • be (at the) top/bottom of the classbij iemand in de klas zitten • be in the same class as someoneleerling uit de tweede klas • Bsecond-former, Asecond grader3 lagere/hogere klassen • Bjunior/senior forms, Alower/higher gradesin de vierde klas zitten • be in the fourth formtweede klas reizen • travel second classin klassen verdelen • classify, divide into classes6 alles eerste klas ! • all top quality!tweede klas • second-class -
11 klas
♦voorbeelden:bij iemand in de klas zitten • être dans la même classe que qn.eerste klas reizen • voyager en première (classe)tweede klas reizen • voyager en second (classe) -
12 tweede
1 deuxième♦voorbeelden:de tweede december • le deux décembrein de tweede klas zitten • 〈 lager onderwijs〉 être en cours élémentaire (CE 1); 〈 voortgezet onderwijs〉 ±être en cinquièmein, op de tweede plaats • deuxièmementhij is een tweede Vondel • c'est un nouveau Molièreten tweede • deuxièmementWillem de Tweede • Guillaume deuxals tweede eindigen • arriver deuxième -
13 tweede
tweede1I 〈 het〉1 [half] half♦voorbeelden:II 〈de〉1 [tweede klas] second year/form————————tweede2〈 rangtelwoord〉1 second♦voorbeelden:de tweede Kamer • the (Dutch) Lower House/Chambertweede keus • second rate, secondsop de tweede plaats/als tweede eindigen • finish second; be runner-up 〈 in wedstrijd〉; 〈 figuurlijk〉 come off second bestde tweede stuurman • the second mateof het ook leuk is, is een tweede • whether or not it's nice is quite another matter/another matter altogether -
14 second-class
tweede klassecond-class12 tweederangs ⇒ inferieur, minderwaardig♦voorbeelden:second-class mail • tweedeklaspost 〈in Engeland: langzamere verzending tegen lagere tarieven; in Amerika en Canada: kranten en tijdschriften〉————————second-class2〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
15 travel second-class
tweede klas reizen -
16 second
adj. tweede; bijkomend, ander--------adv. op de tweede plaats, tweede--------n. seconde; moment; tweede; tweede versnelling; steun; hulp--------v. ondersteunen, bijstaansecond1[ sekkənd]♦voorbeelden:I'll be back in a second • ik ben zo terugupper second • met (zeer) veel genoegenII 〈 meervoud〉1 tweede kwaliteitsgoederen ⇒ tweede keus/klas(se)♦voorbeelden:2 who would like seconds? • wie wil er nog?————————second2[ sekkənd] 〈 werkwoord〉1 (onder)steunen ⇒ bijstaan, meewerken————————second3————————second4[ sekkənd] 〈telwoord; als voornaamwoord〉♦voorbeelden:second in line for promotion • tweede op de ranglijst voor promotiehe was second to none • hij was van niemand de mindere————————second5[ sekkənd] 〈 bijwoord〉2 → secondly secondly/♦voorbeelden:————————second6[ sekkənd] 〈telwoord; als determinator〉♦voorbeelden:in the second place • ten tweede, bovendienevery second day • om de andere dag -
17 seconde
seconde [səgõd]〈v.〉1 seconde ⇒ tel, ogenblik, moment♦voorbeelden:trois mètres seconde • drie meter per secondedans, en une seconde, deux secondes • dadelijkune seconde! • een ogenblik!f1) seconde, ogenblik2) vijfde klas [onderwijs]3) tweede klas [openbaar vervoer]4) tweede versnelling [auto]5) seconde [muziek] -
18 gehen
gehenI 〈onovergankelijk werkwoord; sein〉5 komen, reiken♦voorbeelden:1 jemanden gehen lassen • 〈 (a) informeel〉iemand met rust laten, iemand laten (doen); (b) iemand loslatensich gehen lassen • zich laten gaanschlafen, schwimmen gehen • gaan slapen, zwemmenso gut es (eben) geht • zo goed en zo kwaad als het gaatmir ist es ebenso, genauso gegangen • (a) mij is het ook zo vergaan; (b) op mij is het ook zo overgekomen〈 informeel〉 wie gehts, wie stehts? • hoe staat het leven?an die Arbeit gehen • aan het werk gaanauf die Jagd gehen • op jacht gaandavon gehen fünf aufs, auf ein Kilo • daar gaan er vijf van in een kiloaus dem Haus gehen • het huis uit gaandas ging gegen seine Überzeugung • dat ging tegen zijn overtuiging inin die Stadt gehen • naar de stad gaan, de stad ingaanich ging in mich • ik keerde in mezelfin die Schule gehen • naar school gaanin Schwarz gehen • in het zwart (gekleed) gaansie geht ins zehnte Jahr • ze gaat haar tiende jaar inins Kino gehen • naar de bioscoop gaanmit der Zeit gehen • met zijn tijd meegaannach dem Äußeren gehen • op het uiterlijk afgaanwenn es nach mir ginge • als het aan mij lagmir geht nichts über ein Bier • er gaat mij niets boven een pilsjedas geht über meine Kräfte • dat gaat mijn krachten te bovenvon jemandem gehen • bij iemand weggaanich gehe zu meinem Onkel • ik ga naar mijn oomzur Schule gehen • naar school gaanam Stock gehen • met een stok lopener geht auf die 50 • hij loopt naar de 50in die hunderte, Hunderte gehen • in de honderden lopenin die tausende, Tausende gehen • in de duizenden lopenüber die Straße gehen • de straat, weg overstekenvor jemandem gehen • voor iemand (uit) lopen4 das Fenster geht auf die Straße, nach der Straße • het raam ziet uit op de straat, weg5 das Wasser ging ihm bis an die Knie, bis zu den Knien • het water kwam, reikte tot aan zijn knieën6 wer ist an meine Bücher gegangen? • wie heeft er aan mijn boeken gezeten?es ging nicht alles nach ihm • hij kreeg niet in alles zijn zinvor sich gehen • gebeuren, (in zijn werk) gaanwie jemand geht und steht • zoals iemand er (net) bij loopt, zomaar, spontaanII 〈overgankelijk werkwoord; sein〉♦voorbeelden:1 ich bin diesen Weg schon oft gegangen • ik heb deze weg al vaak gedaan, gelopen♦voorbeelden: -
19 in die 2. Klasse gehen
in die 2. Klasse gehen -
20 matroos
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Виринга, Йохан — Йохан Виринга Общая информация … Википедия
Grades de l'armée belge — Cet article donne les grades en vigueur dans les forces armées belges, conformément à l arrêté royal du 28 février 2007[1]. Les termes en italique sont les appellations en néerlandais. Selon les composantes et les différentes tenues (il … Wikipédia en Français
Lieneke Dijkzeul — (* 7. März 1950 in Sneek) ist eine niederländische Schriftstellerin. Sie veröffentlichte zahlreiche Bücher für Kinder und Jugendliche sowie auch einige Thriller und Kriminalromane für Erwachsene. Viele ihrer Bücher wurden für die Auswahlliste der … Deutsch Wikipedia